In deze workshop vertelden maar liefst zes sprekers kort iets over het meten van bodemgezondheid. Dat leidde tot een levendige discussie tussen de onderzoekers, agrariërs en beleidsmedewerkers over onder andere de werking en prijs van meettools. Een oproep van de boeren: graag applied sciences!

Gerard Korthals van Wageningen University Research lichtte toe dat bodemgezondheid kan worden ‘aangevlogen’ vanuit chemie, biologie en natuurkunde. In het CT kennisprogramma worden bodemfuncties gemeten, bodemfauna (aaltjes en regenwormen) en microorganismen (bacteriën en schimmels). Daarnaast wordt de bodem visueel beoordeeld. “Je moet naar meerdere soorten kijken, want elke soort vertelt ons iets anders.”

Eline Keuning van Bioclear Earth keek door de microbiologische bril naar de bodem, naar het microbioom, ofwel het geheel van micro-organismen. Het bodemmicrobioom beïnvloedt planten den hun groei; elk bedrijf heeft een uniek microbioom in zijn grond. “Je stuurt als boer het microbioom aan. Nu moeten we bedenken hoe we dit zo goed mogelijk kunnen aansturen”

Bob Klein Lankhorst van Royal Eikelkamp beschreef een nieuwe methode om het bodemleven te observeren, via de ‘SoilLifeMonitor’. Deze methode bestaat uit nieuwe hardware, die snel beelden geneert en door een computer laat analyseren (AI en ML methode). Daarmee kan functionele biodiversiteit worden gemeten. Daarnaast werkt hij aan de ontwikkeling van een techniek die nematoden analyseert en op basis daarvan uitspraken kan doen over de bodemgezondheid.

Volgens Kees van den Dool van NMI ontbreekt een heldere visie over een goede en gezonde bodem. Er zijn echter wel twee methoden om hiernaar te kijken: open bodemindex (OBI) en bodemindicatoren voor landbouwgronden in Nederland (BLN). Op basis van verschillende criteria (zoals biologie, fysica en chemie) kunnen deze een score van 1-10 aan de bodem geven. Elk perceel kan een 10 krijgen.

Beide methoden zijn los van elkaar ontstaan en worden nu in elkaar geschoven. Daarbij ligt er steeds meer focus op bodembiologie.

Silko Mergenthal van DGWB vertelde over de monitoring van vitale bodems. Het samenbrengen van systemen blijkt lastig te zijn, doordat indicatoren anders worden gemeten. De verschillende methodes worden nu vastgelegd; om deze toe te passen is het handig om ze in één toolbox te hebben. “Er zijn veel verschillende manieren om naar bodem te kijken. Hoe krijgen we dit bij elkaar?”

Jan Willem Berendsen van LIFE CO2Sand tenslotte presenteerde een casus voor het circulair gebruik van kleigrond om zandgronden te verbeteren (voor klimaatadaptatie en klimaatmitigatie). Er is een pilot begonnen in 2021, met nulstroken naast de behandelde velden. Het is de bedoeling om te gaan meten wat de maatregel doet met de bodemgezondheid. Maar: hoe wat kunnen we het best doen om goed te meten?

[Download presentatie]