Samenstelling van het slib
Vooraf is de kwaliteit van het slib geanalyseerd. Uit de analyse bleek dat de gehalten aan de 7 normstellende zware metalen in het zuiveringsslib onder de toetsingswaarde waren, behalve koper en zink. Ook werd een breed scala aan organische microverontreinigingen geanalyseerd: van geneesmiddelen en pesticiden tot PFAS-verbindingen. Ook hiervoor gold dat er geen sprake was van normoverschrijding. Deze analyses moeten de komende jaren worden herhaald omdat de kwaliteit van slib en groenstromen elk jaar anders is.
Resultaten
– Duidelijk werd dat zowel het gecomposteerde als het gefermenteerde slib-maaiselmengsel een positief effect hadden op de opbrengst van snijmais, vergeleken met de nulmeting (niets doen). Tussen de behandelingen onderling waren echter nauwelijks verschillen waarneembaar.
– Het effect op het vochtbergend vermogen van de bodem kon niet worden aangetoond; daarvoor was de proefperiode waarschijnlijk te kort.
– Bij alle behandelingen – inclusief de referentie – bleken mycorrhiza de wortels snel te kunnen koloniseren. Aan het eind van het seizoen was meer dan 50% van de wortels bezet met deze schimmels. Dat duidt er op dat mycorrhiza een belangrijke bijdrage leveren aan zowel de voedsel- als wateropname van de plant.
Afsluiting
In de afsluitende discussie kwamen verschillende thema’s en vragen aan de orde. Zoals: hoe representatief is het slib dat in deze proeven gebruikt werd en is een dergelijke toepassing ook mogelijk met slib van andere zuiveringen? Aangegeven werd dat – om deze vraag te kunnen beantwoorden – een aantal RWZI’s moeten worden gescreend op de kwaliteit en toepasbaarheid van het slib voor dit doel. Het is daarna van belang om een systeem te ontwikkelen voor kwaliteitsborging c.q. certificering van slibstromen voor de betreffende toepassing.
Ook werd tijdens de discussie gepleit voor een integraal afwegingskader. Daarmee kunnen de noodzaak en de mogelijkheden van de toepassing van de producten per locatie tegen elkaar worden afgewogen. Dat geeft antwoord op vragen zoals: “Wat is de urgentie van het toevoeging van organische stof zowel voor bodemverbetering als verbetering van het vochtbergend vermogen?” “Welke tekorten zijn er aan micronutriënten zoals koper en zink?” “Hoeveel kansen zijn er voor deze producten in vergelijking met andere bodemverbeteraars”?
Wanneer deze producten op een veilige manier toegepast kunnen worden leidt dit tot het sluiten van lokale kringlopen en het gebruik van minder kunstmest. De verwachting is dat er door de recente afschaffing van de derogatie meer kunstmest zal worden gebruikt, terwijl dit soort producten kunstmest juist kunnen vervangen. In de discussie werd dan ook opgemerkt: “het is niet de vraag óf maar wanneer zuiveringsslib teruggaat naar de landbouw”.
Ook vanuit LTO werd het concept van de toepassing van slib voor bodemverbetering ondersteund. Wel werd aangegeven dat het verhaal breder onderzocht moet worden, waarbij ook aandacht moet komen voor de juridische hobbels en beperkingen. De wet- en regelgeving is nu vaak erg gesegmenteerd en staan innovaties op dit terrein in de weg. Er werd geopperd dat de wetgeving niet zou moeten sturen op maatregelen maar juist op doelen (zoals op de totale P-behoefte van de landbouwgrond). Er zouden voorbeeldpilotprojecten moeten worden gecreëerd waarin op deze manier gewerkt wordt.
De vergelijking met het programma Circulair Terreinbeheer, waar het ook gaat over de kwaliteitsborging van natuurlijke materialen voor gebruik als bodemverbeteraar, liet niet lang op zich wachten. “Bij kwaliteitsborging van dit soort gevarieerde stromen gaat het steeds om een gezamenlijke verantwoordelijkheid in de hele keten van betrokken partijen,” zei Astrid Meier, die nauw betrokken is bij de eerder ontwikkelde ketensystematiek.
Al met al werd duidelijk dat er de komende tijd veel meer experimenteerruimte nodig is. Het voorbeeld van Proefboerderij de Marke zou navolging moeten krijgen en het verhaal dat vandaag gepresenteerd is moet breder worden uitgedragen.